"Oos Naer 62" (jaargang 16, nr. 62, december 2014)

Op zaterdag 13 december 2014 is 'Oos Naer', nr.62, uitgekomen. Op de voorkant van deze uitgave nr.62 staat een afbeelding van een hondenkar. Deze foto is gemaakt in Swalmen (jaar onbekend).

"Asj d'r èns wiltj loestere" (redactie)

Enige tijd gelden heeft de redactie de lezers gevraagd vaker in de pen te klimmen om een stukje te schrijven. In dit nummer hebben twee lezers op ons verzoek gereageerd: Ton Peeters met een interessant verhaal over het neerstorten van twee viegtuigen in 't Fort en Piet aan den Boom met een verhaal over zijn verre voorouders en de Hammermolen. Interessant is ook zijn verhaaltje over het kreeftenoog. In deze uitgave een stuk geschiedenis over de nog redelijk onbekende Schans, in Neer de 'Sjans' genoemd. Bij de herinrichting van de Neerbeek in 2010 kwamen op Gendijk en verder stroomafwaarts bij de 'Sjans' interessante vondsten naar boven. In het stuk van Piet aan den Boom worden meerdere leden van de familie Nijskens beschreven, die molenaar op de Hammermolen zijn geweest.

"100 jaar geleden" (deel 22) (door Jos Geraets)

De artikelenserie '100 jaar geleden' is samengesteld uit beschrijvingen van gebeurtenissen die honderd jaar geleden in Neer hebben plaatsgevonden. Soms wordt door middel van de letters 'VNH' verwezen naar een adres in het boek "Van Naer Haer". In deze aflevering aandacht voor het gebruik van trekhonden en enkele daarop betrekking hebbende advertenties van Neerse inwoners uit 1914. Trekhond en hondenkarren waren zo'n honderd jaar geleden ook in Neer een heel normaal straatbeeld. De trekkracht van de hond bleek de mens goed van dienst te kunnen zijn.

Trekhondenwet van 1910 (zie ook nummers op de tekening hiernaast)

  1. De geleider, leeftijd 14 jaar en ouder.
  2. De geleider bevindt zich tijdens de rit op de kar; schiftelijke vergunning van de burgemeester; aantekening hiervan op het nummerbewijs.
  3. Vóór de kar maximum 3 honden naast elkaar (min. hoogte 60cm). Onder de kar maximum 2 honden naast elkaar (min. hoogte 50 cm).
  4. Draagriem tenminste 6 cm breed.
  5. Borstriem van tenminste 4 cm breedte, reikende tot achter de voorpoten.
  6. Buikriem van tenminste 4 cm breedte.
  7. Horizontaal gerichte strengen.
  8. Steunsel, waardoor de hond ongedwongen kan liggen, zitten of staan.
  9. In dezen zak bevindt zich het nummerbewijs.
  10. Naam van de houder en die van de gemeente waarin hij woonplaats heeft, alsmede het nummer van de ischrijving in geverfde zwarte letters en cijfers van 8 cm, op een wit bord ter rechterzijde van de kar, zoveel mogelijk naar voren bevestigd.
  11. Een hondenkar is een voertuig, met één of meer bespannen.
  12. De steeds bruikbare zindelijke drinkbak.
  13. De doelmatige ligplank.
  14. De lading en de persoon moeten zich in evenwicht bevinden en het gewicht mag niet zo groot zijn, dat het trekken kennelijk bovenmatige inspanning vereist.
  15. De halsband, indien aanwezig, moet van leder zijn of van een door de minister goedgekeurd textielproduct.

In de loop van de 20ste eeuw verdween de hondenkar steeds meer uit het straatbeeld. De opkomst van transportfietsen, bakfietsen en de auto maakte het gebruik van honden als trekkracht overbodig. Uiteindelijk werd in 1962 het gebruik van de hond als trekkracht overbodig.

De hedendaagse hondenkarren zijn geheel anders: het zijn comfortabele karretjes om achter een fiets aan te haken. De hond mag erin plaats nemen en wordt dan door zijn baasje rondgereden.
In 1912 werd de 'Anti-Trekhondenbond' opgericht, die zich het afschaffen van de trekhond als doel stelde. Later werd deze bond omgedoopt tot 'Bond tot Bescherming van Honden'.
In 1927 werd de wet aangepast. Er kwam een keuring van trekhonden. Ook in Neer werd de keuring ingevoerd, zij het met vertraging. Pas op 8 juli 1932 werd door de burgemeester en wethouders besloten een keuring van trekhonden en karren te gaan invoeren.
Deze jaarlijks te houden keuring werd voor 1932 bepaald op maandag 25 juli van 9 tot 10 uur en als keurinsplaats werd het Dorpsplein aangewezen.
Als deskundige werd benoemd de gemeenteveldwachter Graad Mingers.

Piet van Bogget, geen vecht- maar heilsoldaat (deel 2) (door Piet van Bogget, 1927-2009)

De werkgroep Indiëgangers heeft in de loop der jaren een schat van gegevens verzameld over alle Neerse jongens die hun militaire diensttijd in het toenmalige Nederlands Oost-Indië hebben doorgebracht. Daaronder bevindt zich een 31 pagina's tellende terugblik van Piet van Bogget die hij na zijn Indiëtijd over zijn verblijf in Indië heeft geschreven. Het eerste deel van die terugblik is, met een uitgebreide inleiding, opgenomen in het vorige nummer (61) van 'Oos Naer'. In dit nummer volgt het tweede deel. Piet werd te Roggel op 4 juni 1927 geboren. Hij verhuisde na de Tweede Wereldoorlog met zijn ouders naar Neer. Piet meldde zich aan als dienstplichtige in juni 1947 bij de Van Sypenstein-kazerne in Utrecht en werd ingedeeld bij de 1ste compagnie geneeskundige troepen. Hij vertrok op 17 december 1947 naar Indië. Hij diende als röntgenassistent op de afdeling diagnostiek van het Militair Hospitaal te Makassar op Celebes en het Hospitaal II te Batavia. Op 7 mei 1950 keerde hij terug naar Nederland. Hij overleed op 1 april 2009. In deel 2 vertelt hij over het overnemen van het militaire hospitaal in Makassar; er zal ook assistentie worden verleend aan andere kleinschalige militaire hospitalen in de oostelijke archipel. Piet blijft met de meeste jongens in het hospitaal van Makassar. Het is tot dan beheerd door miliatiren van het K.N.I.L. Voor de verpleging worden ze geassisteerd door burgerpersoneel. Voor het huishoudelijk werk is inlands personeel (koelies en baboes) aangetrokken. De bewaking vindt plaats door inlandse jong-militairen. Het hospitaal staat onder bevel van een arts van het K.N.I.L., overste Elhart, een beroepsmilitair, maar een beminnelijk mens.

De samenwerking met de K.N.I.L.-militairen verliep in het begin niet al te soepel. Dienstplichtige 'knulletjes', die als nieuwelingen zonder tropenervaring het werk overnamen, lag moeilijk. Dat was een extra stimulans om te bewijzen, dat dit toch goed zou gaan. Het hospitaal had nog een een zeer primitieve inrichting. De inrichting van de keuken en de opslag van levensmiddelen liet veel te wensen over. De poliklinieken waren niet alleen bedoeld voor de militairen, maar ook beschikbaar voor de inlandse bevolking. Piet kreeg de functie van zelfstandig röntgenassistent op de diagnostiek- afdeling onder leiding van de officier van gezondheid eerste klasse, kapitein D. Ouwehand. Hij was opgeleid in het miliatire hospitaal in Utrecht. 

Naast zijn werk in het hospitaal beschrijft Piet ook de situatie erbuiten. Het gebied Zuid-Celebes was gezuiverd door Kapitein Westerling. Er gebeurden ook zaken, die het daglicht niet konden verdragen. Er waren geruchten over infiltraties vanuit Java. Het leidde niet tot enige confrontaties. Wegens gebrek aan mensen werd de bewaking van het hospitaal minimaal gehouden wegens gebrek aan mensen. De situatie op Java verslechterde. Dat zou gevolgen kunnen hebben voor Zuid-Celebes. Een tweede politionele actie op Java was ingezet op 19 december 1948. De beveiliging van het ziekenhuis werd versterkt. Er waren sterkere controles. Dat riep de nodige spanning op. Het militaire hospitaal leek nu wel een vesting. De spanning in de stad was voelbaar. De Verenigde Naties keurden de acties af. De landen in het midden en het verre oosten sluiten zich actief bij de protesten aan. Het postverkeer naar Indië werd onmogelijk gemaakt. Vliegtuigen konden geen tussenlandingen meer maken op de route Amsterdam-Batavia. Thuisfront en militairen bleven wekenlang van wederzijdse berichten verstoken. De acties op Java werden beëindigd op 29 december 1948. Dat zou betekenen, dat er uitzicht was op een terugkeer naar Nederland.

Een Duits en een Engels oorlogsvliegtuig neergestort in 't Fort (door Ton Peeters)

In de directe omgeving van het geboortehuis van Ton (toen Brumhold 31; na 1953 nr.37 en nu Rieterweg nr.6) zijn in de Tweede Wereldoorlog twee vliegtuigen neergestort.Op 20 oktober 1943 stortte, na een luchtgevecht met een Engelse jager, een Duitse eenpersoons jager neer. Het vliegtuig kwam tussen de bomen en struiken in de 'Koele Vlaos' terecht. De piloot viel, zonder parachute, dood neer in het weiland achter de bioerderij van 'Piet oet 't Fort'. De crash had direct tot gevolg dat de drie onderduikers, Niek Naus, Sjaak Rijks en Lou van Groenendaal, die toen overdag in de schuilplaats in ons kippenhok verbleven, moesten verhuizen naar een reserveschuilhut in een bos verder weg. De dode piloot werd direct in de schuur van de boerderij gelegd en later naar Venlo overgebracht. De vliegtuigresten werden door de Duitsers na enige tijd weggehaald.         

Het tweede vliegtuig kwam op de 'Diekerhei' terecht. Het betrof een Engels een- of tweepersoons toestel, dat daar najaar 1944 in de lengterichting in een droge greppel terecht kwam. Of het vliegtuig is neergestort of een noodlanding heeft gemaakt, weet de schrijver niet meer. Het toestel was vrijwel volledig intact; alleen de cockpit was eraf. De piloot is ongedeerd uit het vliegtuig gekomen en heeft aan een van de dochters van Broeads Koeab, die daar toen op hun land aan het werken was, gevraagd welke vluchtrichting veilig voor hem was. Omdat ze hem niet goed begreep, wees ze hem precies verkeerd. Hij werd in de richting van het huis van Kaoks Sjang gestuurd. Dat was verkeerd, omdat de Duitsers daar in de schuur een veldkeuken hadden ingericht. Het gevolg was dat de Duitsers de piloot direct hebben opgepakt en afgevoerd.

 

"Uit Neerse bodem" (door Leon Lenders) 'Archeologisch onderzoek herinrichting Neerbeek 2010' (deel 2)

In 'Oos Naer' (nr. 60) is deel 1 van de herinrichting Neerbeek gepubliceerd. In dit nummer volgt deel 2. Bij de werkzaamheden aan de Neerbeek in 2010 werd ter hoogte van de voormalige Schans, in Neer de 'Sjans' genoemd, een mergelstenen fundament van een oud molengebouw gevonden. Nadat het archeologisch adviesbureau RAAP zijn werkzaam-heden had beëindigd, is er nog aanvullend onderzoek gedaan door leden van onze heemkundevereniging. Er is een dwarssleuf op de greppel langs de zuidelijke zijde van het gebouw geplaatst. Op de bodem van deze coupe kwam, zo leek het, een fragment van een steunblok van het vermoedelijke molenrad te voorschijn.

Nadat de opgravingen beëindigd waren, is het onderzochte terrein met een metaaldetector afgezocht. Dit leverde nog enkele leuke metalen voorwerpen op, zoals op de linker foto te zien is. Deze bronzen kat (6 cm. lang) lijkt iets vast te houden. Het lijkt dat het diertje een klimmende beweging   1850 worden deze bronzen beeldjes in Wenen geproduceerd in kleine fabrieken en kunstateliers. Ze zijn vooral bekend om hun expressiviteit en worden aangeduid als Weens Brons. Meestal zijn het gegoten dieren, zoals vogels, katten, honden of beren.

Naast deze bronzen kat is er nog een tinnen 'bikkel' gevonden, die gebruikt werd bij het 'bikkelspel'.Het werd gespeeld met kleine stukjes metaal, gegoten in een S-vorm. De bikkel was gemaakt van lood, koper of tin. Om de beide vlakke zijden van elkaar te kunnen onderscheiden, werden in de S-vormige zijde een letter S, enkele putjes of een sterretje geslagen. Het spel vereist voornamelijk behendigheid. De bikkels werden in de hand genomen, opgegooid en weer opgevangen. Met name het opvangen van de bikkels op de bovenkant van de hand vergt enige bedrevenheid. De Romeinen speelden al dit spel. Ze gebruikten hiervoor de voetbotjes van een schaap. Naast de metaalvondsten werd er ook aardewerk gevonden. De bruin zout gegelazuurde scherf meet 7 cm en vormt de overgang van buik naar hals. De kruik moet ongeveer een doorsnede van 14 cm hebben gehad en is versierd met medaillons van diverse stadswapens. Waarschijnlijk had de kruik nog een tinnen deksel. Het betreft hier een zogenaamde wapenkan, gebakken in een van de Rijnlandse pottenbakkersdorpen. Met grote zekerheid kunnen we er vanuit gaan, dat deze wijnkruik een product uit de Belgische grensgemeente Raeren is.

"40 jaar geleden...lang geleden? (10) (door de werkgroep Krantenknipsels)

Het rookverbod.....

Hoewel er nu tijdens vergaderingen niet meer gerookt wordt (hoogstens tijdens een rookpauze) en aparte rookruimtes "gewoon" zijn geworden, is de discussie hierover nog in volle gang!Toch niet veel veranderd in 40 jaar: de gezondheid spreekt tegenwoordig een woordje mee.

"De Neerse Tuinbouwvereniging van 1912 tot 1992" (deel 4) (door Egbert Hanssen)

De artikelenreeks 'Tuinbouwvereniging 1912-1992' geeft op een luchtige manier in chronologische volgorde een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen betreffende de Coöperatieve Groente- en fruittelersvereniging Neer B.A. De Teksten en foto's zijn overgenomen uit het boekje dat in februari 1992 door Egbert Hanssen is samengesteld bij het 80-jarig jubileum van de vereniging.Zijn gegevensbronnen bestonden onder meer uit het boek 'En de boer, hij gardeniert voort' (over de 75-jarige geschiedenis van de CVV-veiling), de notulen van de algemene leden- en bestuursvergaderingen en de verkregen informatie bij gesprekken met vele (oud-)leden van de vereniging.De inhoud van het jubileumboekje wordt over een aantal artikelen in 'Oos Naer' verdeeld. De opmaak is daarbij aangepast aan de voor 'Oos Naer' gebruikelijke lay-out.Soms wordt bij vermelde personen verwezen naar een adres in het boek "Van Naer Haer" door middel van de letters VNH en het huisnummer. In deze vierde aflevering aandacht voor de periode 1960 tot 1970.

 

De jaren zestig waren voor de Neerse tuinbouw roerige tijden. De tuinbouw was steeds in betekenis toegenomen en men ging zich steeds meer specialiseren. Een aantal jonge tuinders begon voor zichzelf, weliswaar op weinig grond. Er werd ook glas gebouwd; daardoor ging de prijs voor de producten een steeds belangrijkere rol spelen. De prijsverschillen op de veilingen in Roermond en Grubbenvorst namen buitengewonw proporties aan. Neer stapte in 1970 over naar de CVV-veiling (Grubbenvorst). De eerste discussie vinden we terug in de notulen van de algemene vergadering van 1961.

In die vergadering van 1961 woonde CVR-bestuurslid (Roermond) Harrie Bongaerts uit Maasniel de vergadering bij en kwam tot de conclusie, dat de prei op die veilig aanmerkelijk beter was dan in Roermond. Er werd tevens de wens geuit om een (Neerse) groente-teler in het bestuur van de Roermondse veiling te krijgen. In 1964 werd geregeld, dat tuinders uit Neer werd toegestaan bepaalde pro-ducten aan de CVV (Grubbenvorst) te leveren. Hierdoor ontstond enige wrevel tussen het Neerse tuinders en de CVR. Voorzitter Luijten van de Neerse Tuinbouwvereniging waarschuwde de leden, die ongevraagd toch zouden leveren aan de CVV. Ze zouden met schorsing worden bedreigd. Binnen het bestuur heerste verdeeldheid; bestuurslid Pierre verboeket zegde zijn plaats in het bestuur op. Er was verdeeldheid onder de Neerse tuinders. Enkele leden sloten zich aan bij de afdeling Kessel, die aan de CVV leverde.

Er kwam een proef met VGV-veiling in Venlo. Neerse tuinders mochten bepaalde producten aan de VGV-veiling in Venlo leveren. Het idee was afkomstig van zaakvoerder Ton Simons. Deze proef moest het bewijs voor de veronderstelde prijsverschillen opleveren. Neer mocht prei leveren in Grubbenvorst op de veiling. Daar kreeg men liefst twintig cent per kilo meer dan in Roermond. De problemen met prijsverschillen tussen CRV en CVV bleven bestaan. Het bestuur van de Neerse Tuinbouwvereniging stelde voor om het voortbestaan van de vereniging te waarborgen door aan het CVV-bestuur toestemming te vragen zich bij de CVV aan te mogen sluiten. Daarvoor was toestemmig van de CRV nodig. Op de bestuursvergadering van zondag 25 januari bij de voorzitter, Louis Luijten aan de Molenstraat, voelde zich de voorzitter niet niet lekker. Hij was zeer betrokken bij de gang van zaken van de Tuindersvereniging. Op maandag 26 januari stierf hij aan de gevolgen van een hartinfarct. Ondervoorzitter Gielens nam zijn taak over tijdens de vergadering bij Piet van Toon. Negen en negentig procent van de Neerse tuinders stemden voor de CVV. Tijdens deze vergadering kwam het bericht, dat Louis Luijten was overleden. Uiteindelijk is de Tuinbouwvereniging toegetreden tot de CVV. Neer was bij de CRV de grootste afdeling; bij de CVV de kleinste. Volgens Simons was het op de CVV telkens knokken geblazen. "Je kreeg er niks cadeau", aldus Simons.

"Meerdere leden van de familie Nijskens molenaar op de Hammermolen (door Piet aan den Boom)

Piet aan den Boom heeft met veel enthousiasme in meerdere archieven onderzoek verricht naar zijn voorouders. In het eerste gedeelte van dit artikel vertelt hij ons over zijn bevindingen over de voorouders van zijn moeder Gertrudis Nijskens en wel in het bijzonder over degenen die connecties hadden met de Hammermolen. Aansluitend een verhaal over het gebruik in vroeger tijden van kreeftenogen, die vaak door molenaars werden gevonden.Ter verduidelijking is een artikeltje uit het natuurhistorisch maandblad toegevoegd. Piet heeft bij zijn genealogisch onderzoek naar de stamboom van zijn moeder, de familie Nijskens, in enkele archiefstukken gegevens gevonden over de Hammermolen in Neer. Uit een archiefstuk uit de inventaris van de Graven van Horn blijkt, dat Peter Nijskens, een van mijn voorouders, op 9 juni 1666 de Hammermolen heeft gepacht. Dezelfde Peter Nijskens was in 1653 een medeschenker van een monstrans. In 1693 behoorde de Hammermolen toe aan hare doorluchtige Vrouwe Hertogin van Croy (Croij ligt tussen Aerle Rixel en Stophout). Nijs Nijskens (neef van de eerder genoemde Peter Nijskens) en Jan Beckers waren toen de mulders.   

Op 4 augustus 1785 werd de Hammermolen door de Vrijheer van Keverberg verkocht aan Herman Geenen en Willem Geenen.Van de voorouders van Piet aan den Boom zijn er verschillenden molenaar geweest op de Hammermolen. Dionisius Nijskens was in 1833 molenaar; dit blijkt uit de geboorteaangifte van zijn zoon Johannes op 13 mei 1833. Dionisius was toen 33 jaar.Grootvader Jan Mathis Nijskens blijkt in 1880 als molenaar op de Hammermolen te wonen (huisnummer 16). Van 1895 tot 1927 woonde de familie Van Esser op de Hammermolen. Er werd ook een houtzagerij bij gebouwd. Daarna heeft de familie Henri Nijs de Hammermolen gekocht. In de oorlog van 1940-1945 werd veel graan clandestien gemalen.

Het kreeftenoog

Jan Mathis Nijskens, de laatste in de familie Nijskens die molenaar was, had de moeder van Piet aan den Boom (schrijver van dit artikel) een kreeftenoog gegeven. Bij de mulders zaten vroeger veel kreeften die zo'n oog op hun rug hadden. Zo'n kreeftenoog was goed als remedie voor iemand die iets in zijn oog had. Zo komt het dat wij het kreeftenoog nog altijd in ons bezit hebben. Het is meer dan 100 jaar oud. Het is zo groot als een halve erwt. Het "Kreeftenoog" als ogenwisser (Uit: Natuurhistorisch maandblad van 2 september 1949) door W. Lenaers (Stramproy). Bij de vlasbewerking, die op het eind van de vorige eeuw in deze streken nog vrij algemeen was, bestond het gevaar, dat men "hagele" of andere kleine vlasafval in de ogen kreeg. Het waren meestal vrouwen en meisjes, die daarbij dan last van hun ogen ondervonden. Dan kwam een 'kreeftenoog' heel goed van pas. Het kreeftenoog was een klein benig voorwerpje, grijswit van kleur, ter grootte van een koffieboon en evenals deze, half bol - half plat van vorm, afkomstig uit een kreeft. De vlakke kant is echter van een klein opstaand randje voorzien. Dit kreeftenoog werd met de platte kant naar het oog, onder het ooglid gebracht. Het vuil, dat in de ogen waaide, werd onder het opstaand randje opgevangen en bewaard. Het geprikkelde oog werd niet pijnlijk aangedaan door het speurend kreeftenoog. Na haast onfeilbaar resultaat vielen kreeftenoog en zijn prooi als vanzelf uit het oog van de patiënt. Men liet het op het bord vallen, opdat het niet zoek zou raken. Kapelaan A.J.H. Welbers, die op enige medische ontwikkeling kon bogen, was omstreeks 1870 de gelukkige bezitter van zo'n kreeftenoog. Bij de familie Brunenberg-Lenaers in Weert kon de schrijver van dit stukje een kreeftenoog bemachtigen voor het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Over de herkomst kon men niets vertellen. Het kleinood werd veilig en waardig bewaard in een mooi handgedraaid houten doosje. Wanneer een kreeft gaat vervellen, wordt vooraf de kalk uit het pantser opgelost en door het bloed naar de maag vervoerd. Tijdelijk wordt de kalk daar in lensvormige brokjes afgezet, de zgn. kreeftenogen. Later worden ze weer opgelost en door het bloed naar het nieuwe vergrote pantser gebracht. (redactie)